Ik zie haar weglopen bij haar kampvriendinnen waarmee ze aan het voetballen is en ze gaat stilletjes huilend op de pingpongtafel zitten. “Wat goed”, denk ik, “dat ze wegloopt in plaats van meteen fel te reageren, zoals ze normaal zou doen.”
Ik ga zonder iets te zeggen naast haar zitten. Ik leg heel even mijn arm om haar heen, maar doe of zeg verder niets. “Hou vol”, zeg ik tegen mezelf, want niet alleen de kinderen, maar ook ik mag deze week experimenteren.
We zitten zo een tijdje naast elkaar en na een paar lange, stille minuten begint ze te praten. “Ik ben geschrokken, want zij werd boos en nu weet ik niet wat ik moet doen. Ik durf niks te zeggen, want ik ben bang dat ze dan nog bozer wordt en me stom vindt.”
Kippenvel. Niet alleen omdat op de laatste ochtend van kamp ook mijn laatste mentorkindje eindelijk met haar doel kan oefenen, maar omdat ik besef wat de kracht van stilte kan zijn. Ik hoef niks te vragen of te zeggen, alleen veiligheid en ruimte te geven.
Iedereen die mij een beetje kent, weet dat ik niet goed mijn mond kan houden. Ook tijdens het luisteren. Mijn hoofd werkt snel en ik vul graag in. Als coach heb ik geleerd om altijd te checken of het klopt wat ik invul. Maar dus ook om gewoon soms mijn mond te houden en te kijken wat er gebeurt.
0 reacties